Zondagmiddag tegen twaalven parkeer ik mijn fiets tegenover gebouw Costa Rica aan de Piet Heinkade in het Oostelijk Havengebied. Het kan niet missen. Op de gevel van het gebouw zie ik een tekst staan die maar van één artiest afkomstig kan zijn: ‘Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder – Niet zonder ons.’
Binnen heerst een gezellige drukte met koffie en koek in afwachting van de start van het meezingcafé in de sociëteit van het Ramses Shaffy Huis. Iets over twaalven opent Astrid Seriese de workshop met Rita Corita’s lied ‘Koffie koffie lekker bakkie koffie’, begeleid door pianist Leo Bouwmeester en gitarist Joep Lumeij. Ruim dertig mensen zingen enthousiast mee in deze open workshop, waarin het werk van Ramses Shaffy centraal staat, maar waarin ook andere liedjes een plek krijgen. Daarna volgt Shaffy’s lied ‘Sammy’ met die merkwaardige maar o zo mooie tempowisseling in het refrein.
Daarna iets heel anders! Astrid introduceert Ghalia Jando, zangeres en oprichter van het Internationaal Vrouwenkoor (zie IJopener, april 2023). Ghalia heeft het Koerdische lied ‘Nergiz’ voorbereid. Het gaat over de schoonheid van de narcis, de gele voorjaarsbloem die wij kennen van de bollenvelden en de tuin, maar oorspronkelijk uit Turkije komt. Het is even wennen, want het is een heel andere manier van zingen, zowel qua ritmiek als qua melodie. Maar de zaal zingt goed mee, en zelfs de tweestemmigheid lukt goed.
Daarna volgt ‘Mama Mokum’, Shaffy’s ode aan de stad die als een moeder waakt over haar inwoners, wat ze ook uitvreten:
je brengt me thuis als ik lam ben en niet meer wordt verwachten je vangt me op, je laat me weer binnen.
Astrid heeft het lied omgewerkt tot drie zangstemmen, en het klinkt prachtig. Ze vertelt dat ze het plan heeft opgevat om het in 2025, tijdens de viering van ‘Amsterdam 750’, uit maar liefst 750 kelen te laten klinken.
De muzikale bijbel van Ramses
De volgende dag ontmoet ik Astrid opnieuw, nu voor een kort interview. Ze vertelt me dat het nog een hele klus wordt om het Mama-Mokum-koor te organiseren. Nu heeft ze nog maar één muzikale partner – het Internationaal Vrouwenkoor – maar er zijn meer partners en geldschieters nodig. Gelukkig krijgt ze hulp van het bestuur van de Stichting Kunstenaarshuizen waaronder het Shaffy Huis valt, maar het is nog geen gelopen race.
Ik vind haar bewerking van ‘Mama Mokum’ prachtig klinken. Astrid: ‘Dat is de kracht van muziek – je leest de tekst van het nummer en dan krijgt het door het vocale arrangement meer zeggingskracht. Dat vind ik een compliment en daar ben ik blij om, want ik heb daar heel erg mijn best op gedaan. In eerste instantie ga ik uit van de muziekbewerkingen van pianist en arrangeur Nico van der Linden, die heel lang met Ramses heeft gewerkt. Helaas is hij twee jaar geleden overleden.’ Astrid pakt een cassette met daarin drie fraaie, dikke boeken, met op de buitenkant grafisch werk van Ramses: ‘Kijk, dit is de schatkamer die Van der Linden voor ons heeft achtergelaten. Moet je zien hoe mooi hij dat heeft gedaan. Het zijn alle liedjes van Ramses, met melodieën, akkoorden en teksten helemaal uitgewerkt.’ Astrid noemt het Ramses’ ‘muzikale bijbel’: ‘Tekstboeken van de liedjes bestonden al, maar Nico heeft al dat monnikenwerk gedaan: het noot voor noot, lettergreep voor lettergreep noteren van wat Ramses allemaal gemaakt heeft.’ Ze legt uit dat Ramses zelf geen enkele noot op papier heeft gezet: ‘Hij zong zijn liedjes voor aan Louis van Dijk of Nico van der Linden, of aan welke pianist hij ook had, en die zochten daar dan akkoorden bij en krabbelden die op een papiertje. Dan heb je dus wel wat tekst met wat akkoordsymbolen erboven, en de toonhoogte en de melodie, maar Nico is degene geweest die het uiteindelijk helemaal heeft uitgeschreven. Dit monumentale werk kwam uit net na zijn overlijden in 2021.’